Nederlanders houden van ruziën en zijn goed in het sluiten van compromissen. Emeritus-hoogleraar Herman Pleij houdt ter afsluiting van het plenaire deel van het VNG Jaarcongres de Nederlandse bestuurders een historische spiegel voor.
De hoogleraar in de Historische Nederlandse Letterkunde onderscheidt vier criteria waaraan een publieke bestuurder in Nederland moet voldoen. “Ten eerste moet je vooral geen verbeelding hebben”, drukt hij de aanwezige bestuurders met de neus op de feiten. “Je mag niet arrogant zijn”, licht hij het toe. “Het beste is als je permanent uitstraalt: ‘why me?’.
Dat noemt de hoogleraar ‘gewoonheidsexercities’. “Je moet in dit land excelleren in normaal zijn. Als je ergens begint als nieuwe burgemeester kun je het beste struikelend het podium benaderen en stotteren helpt ook heel erg”, luidt de vrolijke boodschap.
Het tegenovergestelde daarvan, de macho, vinden we hier helemaal niks. “Ontbloot bovenlijf, steppenpaard zonder zadel, een multitasker als Clinton die stagiaires entertaint onder het bureau. Daar houden wij absoluut niet van. Het populairst in Nederland zijn zij die een zekere sukkelachtigheid tentoonspreiden.”
Om die mening kracht bij te zetten volgen roemruchte voorbeelden uit onze historie. Jan van Schaffelaar sprong “geheel nutteloos” van de toren in Barneveld en Jan van Speijk stak het beroemde lont in het kruitvat, toen zijn schip in handen van de vijand dreigde te vallen. Hierdoor vielen er in de laatste oorlog die we tegen de Belgen hebben gevoerd alsnog negen slachtoffers. “Dat had helemaal geen zin, maar hij is er mateloos populair mee geworden.”
Wij Nederlanders zijn een volk van meningen en hebben nooit een sterke hiërarchie gehad. “Zo hebben we ook geen majestueuze ingangen van openbare gebouwen”, wijst hij op de zeven bescheiden poortjes waarmee je het Paleis op de Dam kunt binnengaan. “Dat is vooral verwarrend voor buitenlandse gasten bij de Nieuwjaarsreceptie. Die weten nooit welk poortje ze moeten nemen. Het doet denken aan het spel met die hamsters.”
Maar gelukkig hebben we volgens Pleij ook nog de nuchterheid van de koopmansmoraal. Daardoor zijn we zo’n verbijsterend welvarend land geworden, vertelt hij. “Als we die ruzies goed opgestookt weten te houden, komen de ideeën vanzelf. Wel hebben we daarbij een leider nodig, die een gespreksleider is”, luidt zijn boodschap aan de zaal.